34

Winter stond op, ging naar de gang en liep door naar het trappenhuis. Dit was een bakstenen hal. Die was onderdeel van zijn huis. Hij nam de lift naar beneden en liep naar buiten. De driehonderd jaar durende renovatiewerkzaamheden van het politiebureau gingen maar door. Overal stonden keten. Het leken containers. Klaar om naar Singapore te worden verscheept. Hij was nog nooit in Singapore geweest, tenminste niet voor zover hij zich kon herinneren. Waarom daar niet naartoe gaan als dit allemaal achter de rug was? Een suite aan boord van de Queen Elizabeth vanuit Southampton. Krijtletters op de bagage: posh. Port Out, Starboard Home. Dat betekende dat de hutten van de eigenaar altijd in de schaduw lagen. Alleen voor de rijken.

   Hij stak een Corps op. De rook van de sigaar steeg op naar het blauw. De schemering kon je alleen maar vermoeden. Hij keek in de richting van de Fattighuså. Aan de overkant van het riviertje was geen verkeer. Niemand liep op straat in de middagzon van oudejaarsdag, alleen hoofdinspecteurs en dolle honden.

   Het centrum. Vasastan. Waarom dacht hij dat het Vasastan was? Omdat dat zijn stad was. Omdat hij die kutfilm had gekregen. De films. Omdat het dichtbij was. Ver weg en dichtbij. Vasastan en Spanje. Omdat er andere namen waren. Omdat zijn moeder had gezegd dat er een andere naam was. Welke naam was dat? Zet je G&T neer en denk! Maar hij zou de naam vinden. Misschien vanmiddag al. Denk. Denk. Hoeveel mensen roepen we op? Oudejaarsdag, haha. Zelfs hij kon dat niet regelen. Bertil en hij waren alleen. Hij had niet het hart Fredrik en Aneta nu te bellen. Fredrik was toch al half vertrokken, misschien was zijn scherpte ook weg. Hij zou Halders kwijtraken. Dat was een tragedie. Dit was de laatste winter. Aneta zou blijven. Misschien. Hij hoorde een vliegtuig in de lucht grommen. Hij keek op en zag dat het de stad verliet, een vlucht naar de toekomst, waarschijnlijk een lange vlucht, Thailand, Teheran. Denk! Waar gaan we heen? Waar beginnen we? Hij zag het vliegtuig nog een laatste keer oplichten in de zon voor het in de toekomst of in het verleden verdween. Als het landde was dat misschien in een nieuw jaar, eerder dan hier, of later.

   ‘Erik! Erik!’

   Iemand riep zijn naam. Het klonk alsof het geluid uit de hemel kwam. Zijn blik was nog altijd op het gat gericht waarin het vliegtuig was verdwenen. Er had zich een ring omheen gevormd. Het was de rook van zijn Corps.

   ‘Erik.’

   Hij draaide zich om.

   Bertil kwam hijgend over het bevroren gras aangelopen. Het leek net ijs. Pas nu zag hij dat het wit glinsterde, als een winterse luchtspiegeling. De sprietjes hadden onder zijn schoenen geknerpt. Hij herinnerde het zich nu.

   ‘We hebben nog iets op de film gevonden,’ zei Ringmar.

 

Het leken brede richels. Twee-drie-vier-vijf. Op elkaar.

   ‘Wat heb je gedaan?’ vroeg Winter en hij wendde zich tot Yngvesson.

   ‘Het is een kwestie van licht,’ antwoordde de technicus. ‘Of het gebrek daaraan. Ik heb andersom gedacht en de achtergrond zo donker mogelijk gemaakt.’

   Als een negatief, dacht Winter.

   ‘Wat is het?’ vroeg Ringmar. ‘Het lijken wel blokken. Kleine blokken.’

   ‘Ze hangen in de lucht,’ zei Winter. ‘Het zijn balkons.’

   Yngvesson floot even.

   ‘Een rij balkons voor het raam,’ zei hij.

   ‘Iets verder weg,’ zei Winter.

   ‘Aan de overkant van de straat,’ zei Ringmar.

   ‘Nog iets verder weg,’ zei Winter. ‘Aan de andere kant van de kruising.’

   ‘Die blokken hebben rechte lijnen,’ zei Ringmar.

   Winter knikte. Geen jugendstil.

   ‘Functionalisme,’ zei Ringmar. ‘Staan er in het centrum huizen in die stijl?’

   ‘Johanneberg,’ zei Winter. ‘Guldheden.’

   ‘Maar dat is toch niet het centrum?’

   ‘Het is niet aan ons om het centrum te definiëren.’

   ‘Aan wie dan wel?’

   ‘De moordenaar.’ Winter knikte naar het bevroren beeld. Hij dacht aan de bevroren grond buiten. De luchtspiegeling. ‘Maar dit is niet Johanneberg of Guldheden. Daar hebben ze het oude ijscodeuntje.’

   ‘Staat er niet een aantal functionalistische gebouwen rond de Avenyn?’ vroeg Ringmar.

   ‘Dat klopt,’ zei Winter. ‘Nu gaan we.’

 

Ze cirkelden rond het Götaplein en keken langs de gevels omhoog. Twee rechercheurs aan het werk. Ze wisten waar de ijscoboer stopte, of was gestopt, volgens de route, maar dat lag niet helemaal vast. Het was afhankelijk van het verkeer. Er kon vrij veel meter tussen zitten. Een verschil van vrij veel meter kon hier veel betekenen. Voor het ene pand of het andere. Dat kon alles betekenen.

   Rond het Götaplein kon het niet zijn. De oppervlakken waren te groot, er was te veel lucht. Die was nog altijd blauw, alsof er deze winter nóg iets op aarde was blijven hangen. Misschien ben ik toch religieus geworden, echt religieus. Dit is de ondergang en ik mag erbij zijn.

   Ze reden de Avenyn af. Het verbaasde hem dat er nog altijd mensen buiten waren. Sommige winkels waren nog open. De cafés, de restaurants. Tien jaar geleden was het hier uitgestorven geweest. Toen had hij om deze tijd met Angela aan tafel gezeten in een appartement dat een kilometer verder naar het westen lag. Ze hadden destijds geen kinderen gehad. Het leek alsof hij sindsdien een heel leven had geleid. En nu was hij hier, op oudejaarsdag in Bertils auto op de Avenyn. Zelfs Angela was er op dit moment niet bij.

   ‘Oké, volgende plek,’ zei Ringmar en hij kruiste de vluchtheuvel. Ze werden nu niet gehinderd door een tram. Een paar jongens keken hen lang na, wijzend.

   ‘Niet iedereen weet dat wij politieagenten in functie zijn,’ zei Winter.

   Ringmar stopte op het brede trottoir voor restaurant Tvåkanten. Er kwam een gezelschap voorbij. De mensen keken hen afkeurend aan.

   Een man die tussen het restaurant en de hofjuwelier stond, stak een hand op. In zijn andere hand hield hij een of meerdere kranten. Hij zwaaide.

   ‘Ken je hem?’ vroeg Ringmar.

   ‘Ja.’

   ‘Jouw hofleverancier van de straatkrant.’

   De man stond al bij hen. Hij liep naar Winters kant. Winter liet zijn raampje zakken.

   ‘Jullie zijn kennelijk altijd aan het werk,’ zei Tommy Näver.

   ‘Dat kan ik van jou ook zeggen,’ zei Winter.

   De man lachte. Hij was nuchter, versleten maar nuchter. Zijn ogen stonden helder.

   ‘Hoe weet jij dat we aan het werk zijn?’ vroeg Winter.

   ‘Ach, zoiets voel je aan.’ De ander knikte naar Ringmar. ‘Näver is de naam. Tommy Näver.’

   Ringmar knikte terug.

   ‘Ik pak zo meteen mijn boeltje bij elkaar,’ zei Näver. ‘Over een uur is het hier zo goed als verlaten.’

   ‘Dat geloof ik graag,’ zei Winter.

   ‘Ik weet het,’ zei Näver. ‘Ik weet alles van deze plek. Ik weet alles over het centrum. Ik zie alles.’

   ‘Jij zegt het,’ zei Winter met een vriendelijke stem.

   ‘Gisteren liep je collega hier nog langs,’ zei Näver.

   ‘Mijn wat?’

   ‘Die agente. Een lief meisje. Ze had me met kerstavond een lift gegeven.’

   ‘O?’

   ‘Ik ging naar het Leger des Heils. Ik was klaar. Ik mocht met ze mee in de surveillancewagen. Met haar en die man. Hij zei niet veel. Maar zij is aardig.’

   ‘We zijn allemaal aardig,’ zei Ringmar.

   ‘Gisteren kwam ze hier langs,’ zei Näver. ‘Ze droeg geen uniform, maar ik herkende naar natuurlijk wel. Gezichten vergeet ik nooit. Ze liep de Kristinelundsgatan in.’ Näver knikte naar de kruising, waar de Kristinelundsgatan in westelijke richting van de Avenyn afboog. ‘Maar ze zag me niet. En ik had op dat moment een klant. Toen ik wilde zwaaien, was ze al verdwenen.’

   ‘Sta je altijd hier?’ vroeg Winter.

   ‘Altijd. Heb ik dat niet gezegd? Hier gaat niemand anders staan, dit is mijn plek. Ik sta hier al een jaar.’

   ‘Ben je al een jaar dakloos?’ vroeg Ringmar.

   Näver richtte zijn blik op iets boven de auto en keek toen weer omlaag, naar iets tussen Ringmar en Winter in.

   ‘Al langer,’ zei hij. ‘Maar ik ben al een jaar van de drank af. Heb alleen af en toe een terugval. Maar nu ben ik er voorgoed vanaf.’

   ‘Sta je hier elke dag?’ vroeg Winter.

   ‘Ja, natuurlijk. Dit is verdomme mijn werk. Wat zou ik anders moeten doen?’

   ‘Je zei dat je alles ziet,’ zei Winter. ‘Weet je ook waar de ijscoboer stopt?’

   ‘De ijscoboer?’

   ‘Van Hemglass. Die ijscoboer. Kun je die hier in de buurt horen? Als die komt?’

   ‘Natuurlijk. Hij stopt hier precies achter.’ Hij gebaarde met zijn vrije hand in de richting van de kruising. ‘Ik weet precies waar hij stopt. Bij Ming. Als je op de kruising staat, kun je hem soms zien.’

   ‘Ming?’

   ‘Hij stopt bij Ming,’ zei Näver. ‘De Teatergatan, die hoek. De Chinees. Hoezo?’

   ‘Eigenlijk moet hij iets verderop stoppen,’ zei Ringmar.

   ‘Wat weet jij daarvan?’ zei Näver terwijl hij hem aankeek.

   Winter was al uit de auto gestapt.

   Hij liep half rennend door de straat. Ze waren sowieso al op weg hierheen, de volgende halte langs de route, maar nu voelde hij de bránd in zijn lichaam, een branderige pijn op zijn schedel. Het welbekende gevoel als hij iets wíst, als hij iets wíst zonder het nog te weten. Hij hoorde de auto achter zich. Ringmar reed langs hem heen. Hij parkeerde voor het pand rechts, de kruising, de Teatergatan en Kristinelund. De Hogeschool voor Design en Kunsthandwerk aan de overkant van de kruising. Het pand rechts. Skandia France op de begane grond. Foto’s van appartementen in de zon, huizen, gepleisterde gevels, wit stucwerk. Nu was Winter bij restaurant Ming. De oude Chinees had in de loop van de jaren het leven van heel wat politieagenten van bureau Lorensberg gered. Winter stond voor de ingang. Hij zag het gebouw aan de andere kant van de Kristinelundsgatan; hij had het duizenden keren gezien zonder het te zíén zoals nu. Meer functionalistisch kon het niet. Hij richtte zijn blik op de overkant. Hij had ze gezien toen hij holde, hij zag ze nu, blok op blok, containers, maar met ventilatieopeningen, ramen zo je wilde, keten voor het werk als je het zo zag, en zo zag hij het. Ringmar zag het net zo. Hij was uit de auto gestapt. Hij wees. Winter knikte. Wijzen en knikken was geen van beide nodig. Winter keek omhoog. Boven de bovenste werkkeet zaten ramen. Meerdere ramen. De tweede verdieping. Hij liep over de straat. Het oude Antiquaria lag op de hoek. Hij draaide zich weer om. Het gepleisterde oppervlak aan de overkant. De balkons hingen zwevend boven elkaar aan het functionalistische pand. Zo ziet het er in de werkelijkheid uit. Niets ervoor, niets wat het zicht ontneemt, belemmert, geen gordijnen, geen schaduwen, geen licht en geen duisternis. Zo. Het is hier. Het is nu.

 

De laatste winter
titlepage.xhtml
De laatste winter_split_000.xhtml
De laatste winter_split_001.xhtml
De laatste winter_split_002.xhtml
De laatste winter_split_003.xhtml
De laatste winter_split_004.xhtml
De laatste winter_split_005.xhtml
De laatste winter_split_006.xhtml
De laatste winter_split_007.xhtml
De laatste winter_split_008.xhtml
De laatste winter_split_009.xhtml
De laatste winter_split_010.xhtml
De laatste winter_split_011.xhtml
De laatste winter_split_012.xhtml
De laatste winter_split_013.xhtml
De laatste winter_split_014.xhtml
De laatste winter_split_015.xhtml
De laatste winter_split_016.xhtml
De laatste winter_split_017.xhtml
De laatste winter_split_018.xhtml
De laatste winter_split_019.xhtml
De laatste winter_split_020.xhtml
De laatste winter_split_021.xhtml
De laatste winter_split_022.xhtml
De laatste winter_split_023.xhtml
De laatste winter_split_024.xhtml
De laatste winter_split_025.xhtml
De laatste winter_split_026.xhtml
De laatste winter_split_027.xhtml
De laatste winter_split_028.xhtml
De laatste winter_split_029.xhtml
De laatste winter_split_030.xhtml
De laatste winter_split_031.xhtml
De laatste winter_split_032.xhtml
De laatste winter_split_033.xhtml
De laatste winter_split_034.xhtml
De laatste winter_split_035.xhtml
De laatste winter_split_036.xhtml
De laatste winter_split_037.xhtml
De laatste winter_split_038.xhtml
De laatste winter_split_039.xhtml
De laatste winter_split_040.xhtml
De laatste winter_split_041.xhtml
De laatste winter_split_042.xhtml
De laatste winter_split_043.xhtml
De laatste winter_split_044.xhtml
De laatste winter_split_045.xhtml
De laatste winter_split_046.xhtml
De laatste winter_split_047.xhtml
De laatste winter_split_048.xhtml
De laatste winter_split_049.xhtml
De laatste winter_split_050.xhtml
De laatste winter_split_051.xhtml
De laatste winter_split_052.xhtml
De laatste winter_split_053.xhtml